woensdag 6 februari 2019

Lanoye 60 : groepsportret met brilletje

Afgelopen maandag was Tom Lanoye in de bibibliotheek van  Oss. Een geweldige veelzijdige schrijver en vooral voordrager. Hij droeg zijn gedichten voor uit de gedichtenbundel Vrij-wij?.
Vrij – wij? werd zo een verrassende staalkaart van Lanoye's kunnen als dichter. De bundel van zestien pagina's telt zes gedichten: van het programmatorische 'Zonder handen, zonder tanden', waar de bundel zijn titel aan ontleent, tot het zeer persoonlijke 'L'envoye de Lanoye'. Typerend bevat het ook twee bewerkingen. 'Ongegronde eigendom' is een moderne variant van William Shakespeare's sonnet 134. En 'Tooglied in tijden van #me2' is een hilarische adaptatie van boek 6 en 7 van het Hooglied.
'Ik erken daarmee het bestaan van de traditie', zegt hij, 'maar ook dat ik me de vrijheid veroorloof om daarmee te spelen – ook dat is een invulling van het thema. Ik hoop dat de lezers de moeite nemen om de werken waaraan ik refereer ter hand te nemen. Wie dat doet, zal drie keer genieten: de eerste keer door mijn gedicht te lezen, de tweede keer door de oorspronkelijke werken van Shakespeare en de Bijbel te lezen, en de derde deer door nogmaals mijn gedicht te lezen en te zien wat ik met het origineel heb gedaan.'
Lanoye lijkt kritisch te zijn op het gebruik van het begrip 'vrijheid'. Het woord 'vrij' duidt óók vaak iets aan wat er niet is. Denk aan 'smetvrij' of 'vetvrij'. En zit er ook geen negatieve connotatie aan termen als 'vrije jongen' of 'vrije handel'? 'Zonder handen, zonder tanden' krijgt daarbij ook een politieke lading: wat betekent 'gastvrij' in een tijd waarin de grenzen sluiten? Dat gevoel bekruipt je zeker als je het gedicht leest in combinatie met het volgende, waarin Zuid-Afrikaanse dichters de vrijheid écht met betekenis bezingen.
Afbeeldingsresultaat voor vrij wij nieuwe gedichten lanoyeDe dichter laat deze interpretatie aan de lezer. 'Ik ben wel politiek. Maar: in mijn columns en essays. Dit zijn geen teksten voor de krant. Dit zijn gedichten waarin ik, zoals in het eerste, de filosofische onmogelijkheid van vrijheid wil aantonen. En het tweede gedicht, 'Bekentenissen van een knolgewas', is vooral een heel persoonlijk gedicht. Het gaat over waar ik vandaan kom en waar ik van ben gemaakt, en dat ik me in Zuid-Afrika zo misplaatst voel, maar tegelijk ook zó thuis. Ik wilde dat dubbele gevoel oproepen.'
 
Geen woord zo vrij als vrij
Het weert wat men verbiedt
Smetvrij, vetvrij. Kogelvrij
Maar wat is dan ‘gastvrij’?
(Ontdaan van vreemdelingenwaan?)
En vogelvrij: een doel, een straf?
Of een verzuchting op een graf?
Hier ligt hij: Eindelijk vrij.

Geen opmerkingen: